Zonebloem bemest vereisten

Allereerst moet je je grondcondities van je veld jaarlijks of semi-jaarlijks testen voor het toepassen van enige bemestingsmethode. Er zijn geen twee identiee velden in de wereld, en dus kan niemand je adviseren over bemestingsmethoden zonder je grond’s testdata, weefselanalyse en veldgeschiedenis te overwegen. Daarentegen noemen we hieronder een lijst met enkele standaard bemestingsprogrammas en mogelijkheden die veel zonnebloemtelers wereldwijd gebruiken.

Zonnebloem heeft een verlengd wortelsysteem dat het toegankelijkmaken van voedingsstoffen en water uit diepere gronden mogelijk maakt ten opzichte van andere eenjarige gewassen. Dit betekend dat de plant de meeste van haar bescheiden vereisten van de 16 essentiële voedingsstoffen door de omgeving dekt wat de noodzaak van bemesting verminderd. Daarentegen hebben wetenschappelijk bewijs en praktische ervaring laten zien dat om een hogere opbrengst te halen, voornamelijk in minder vruchtbare grond, de teler de zonnebloem moet voorzien met stikstof (N), fosfor (P) en kalium (K) in voldoende hoeveelheden en op het juiste tijdstip. Het is essentieel om de grondanalyse uit te voeren voor de gewasvestiging om het nutrientengehalte vast te stellen van de grond voor elk uniek veld.

De grondvruchtbaarheid kan worden gebruikt als de eerste indicator van de plant’s reactie op bemesting. Als indicatie, zonder limiterende omgevingsfactoren wordt bemesting verwacht om een positieve oogstvermeerdering van 80-100% te hebben in zeer onvruchtbare grond. Deze hoeveelheid zal afnemen als de vruchtbaarheid (hoeveelheid organische stof) toeneemt. De analyse wordt verwacht om ook nutriëntentekort aan te tonen. In de meeste velden, in elk klimaat, zijn stikstof fosfaat en zwavel meestal voldoende aanwezig voor het halen van hoge oogst.

Daarbuiten wordt verwacht dat er een kalium, calcium en magnesiumtekort is in gebieden met veel regenval. Andere voedingsstoffen zoals voor, ijzer, zink, koper en mangaan kunnen ook tekort zijn in veel gebieden (1). Houdt rekening dat het grondtype ook cruciaal is met betrekking tot nutriëntenbeschikbaarheid en mobiliteit. Bijvoorbeeld op zanderige grond heeft zonnebloem meestal een hogere vraag voor extra fosfaatbemester (2).

Buiten deze parameter zou de teler wat andere factoren moeten overwegen om de uiteindelijke bemestingssoort vast te stellen. Enkele daarvan:

– Gewasvariëteit voedingsvereisten

– Plantdichtheid (populatiegrootte)

– Verwachte-gewilde opbrengst

– Gewasrotatieschema (vorig gecultiveerd gewas op het veld)

Om toe te lichten, voor een productie van 2,24 ton aan zonnebloemzaden per hectare (2.000 pound per acre) hebben de planten ongeveer even veel N, P en K nodig als 2,70 ton aan tarwe per hectare (40 bushels per acre). Dat vertaald grofweg tot 32 N, 11,3 P, 16,8 K, 3,6 S en 2-3 B kg per hectare (28,6 N, 10,1 P, 15 K, 3,2 S, en 1,7-2,7 lb per acre) totale opname door het gewas (3). 

Stikstof

Stikstoftekort is de grootste oogstlimiterende factor in zonnebloemen, voornamelijk in slecht bemeste gebieden. Enkele veelvoorkomende symptomen van planten met N tekort zijn vertraagde en verminderde groei, dunnere stengels en typische chlorose op de bladeren, die meer prominent is bij de onderste-oudere bladeren. Om deze situatie te vermijden kan de teler de gewasvraag voor N vervullen tijdens de hele levenscyclus van de plant. Daarentegen is het belangrijk om overbemesting te voorkomen, voornamelijk in olietype zonnebloemen, omdat dit het oliegehalte kan verminderen (4). Verder kan overmatige N bemesting het risico op spichtige groei, omvallen en ziekte (zoals sclerotinia).

Buiten hun ervaring kunnen telers specifieke formules gebruiken om de N hoeveelheden die nodig zijn met hogere precisie te berekenen. Een voorbeeld is het volgende (5):

Nrec = (0.05) (EY) – STN(0-24 in.) – NPc

Waar:

EY = verwachte oogst (lb./acre)

STN = nitraat-stikstof (NO3N) gemeten op een diepte van 24 in. (lb./acre)

Npc = hoeveelheid N geleverd door het vorige peulgewas (lb./acre)

Het is beter om N aanbrenging te spreiden in verschillende doses. Over het algemeen hebben zonnebloemen een minimale N vraag tijdens de vroege groeifasen, en is de N opname erg laag tot het 8-bladerige stadium. Daarentegen kan een teler een kleine aanhankelijke bemesting doen tijdens zaaien of voor het planten om tekorten te vermijden tijdens deze periode. Wees voorzichtig de zaden niet in contact met de bemester te brengen. Idealiter wordt stikstof in de grond gewerkt 5cm (2 in) onder de zaden.

Vergelijkbaar kan je vermijden ammoniumthiosulfaat (12-0-0-26) in direct contact te brengen met het zaad (6). Voor ammonium en ureumbemesters is inwerking (mechanisch of door irrigatie) erg belangrijk. Het beste resultaat kan worden behaald als de bemesting wordt gecombineerd met voldoende grondwatervocht. het is beter om te vroeg in het seizoen de totale N hoeveelheid aan te brengen, voornamelijk bij droge zonnebloemen. De reden is dat het kan leiden tot rijke bladgroei, watergebruik verminderd en ten slotte vroege bladsterfte die de planten kan stressen en de oogst kan verminderen (korter zaadvullen) (7). 

Een topgrond aanbrenging kan worden uitgevoerd als de planten 8-10 bladeren aan de stengel hebben en een diameter dichtbij de 15 mm (0,6 in), rond 4-6 weken na zaaien. De planten absorberen 60-100% van de totale N in dit stadium tot graanvullen. De hoeveelheden genoemd hierboven kunnen en moeten minder zijn in vruchtbare grond en/of als zonnebloemen geplant worden na peulvruchten. Als voorbeeld, het zaaien van peulvruchten 2 maanden voor het planten van zonnebloem en inwerken van de planten kan de vraag voor extra N bemesting minimalizeren (2). De aangeraden N hoeveelheid per hectare is 0-33 kg (0-29,4 lb/ac) na braakliggen of peulzoden, 67,3 kg (60,4 lb/acre) na sojaboon of andere kleine graangewassen en 90-112 kg (80,3-100 lb/ac) na mais of suikerbiet (8). 

Fosfor

Afhankelijk van het gebied, het gewas, de bemestingsgeschiedenis van het veld kan de hoeveelheid P die nodig is om aangebracht te worden verschillen. De teler kan grond samplen om dit beter vast te stellen. Samples voor P en K zouden moeten worden verzameld tijdens vroege lente of herfst en natuurlijk niet kort na het aanbrengen van bemesters. De noodzaak van P bemesters wordt gedicteerd door de hoeveelheid bicarbonaat uittrekbare P niveau in de grond. De planten hebben alleen voordeel van P bemesting als de grond P beschikbaarheid onder de 10-20 ppm of 34 kg per hectare ligt (30,3 lb/ac) (87). Planten met een gebrek aan fosfaat worden verwacht om verminderde groei te hebben en waarschijnlijk wat donkergrijze necrotische topjes van de onderste bladeren.

Natuurlijk kunnen telers buiten ervaring ook specifieke formules gebruiken om met hogere precisie te berekenen hoe veel P er moet worden toegevoegd (9). Aanbrenging voor het zaaien is beter om te combineren met kleine hoeveelheden N om de P opname van het gewas te verhogen. Meestal wordt alle P aangebracht tijdens het zaaien omdat het belangrijk is voor wortelgroei. Sommige van de P bemesters die gebruikt worden zijn droog mono ammoniumfosfaat (11-54-0) of vloeibare mengsels zoals 8-24-6 of ammonium polyfosfaat (10-34-0). De teler zou moeten overwegen dat bij het oogsten van 454 kg (1001 lb) zaden, hij/zij 9-21 kg P2O5 uit de grond haalt per hectare (8-18,7 lb/ac). Het algemeen advies is om rond de 35-200 kg P2O5 per hectare toe te voegen (31,2-178,4 lb/ac.) afhankelijk van de P opgeslagen in de grond (73). De teler zou het aanbrengen het liefst in stroken moeten doen en niet verspreid. Tegelijkertijd moet de boer actie nemen om grondfosfaat over tijd op te bouwen.

Kalium

Kalium heeft een essentiële rol in het reguleren van waterefficiëntie in zonnebloemen. Kaliumtekort is niet veelvoorkomend aangezien planten de benodigde hoeveelheid uit de grond kunnen opnemen. Daarentegen is dit probleem meer aanwezig in zandgronden, en zouden K bemesters aangebracht moeten worden als de K-test niveaus van de grondanalyse onder de 150 ppm zijn. In zulke gevallen zijn algemene symptomen kleinere bladeren met chlorose (vergeling) op de lagere bladeren, voornamelijk langs de randen en grote vaten. In sommige gevallen gaan ze omhoog of omlaag krullen. K tekort is ernstiger als zonnebloemen onder droogtestress staan en vice versa, voornamelijk in oudere planten. Ten slotte kan K tekort leiden tot verminderde oliehoeveelheid.
over het algemeen wordt erg weinig K verwijderd uit de grond met zonnebloemzaad oogsten. Als de stengels verwijderd worden van het veld, dan neemt het K verlies signigicant toe en zou de bemesting daarop moeten aanpassen. De teler kan 17-35 kg K per hectare aanbrengen (15,2-31,2 lb/ac). De hoeveelheid kan verdubbelen als de bemester wordt verspreid. Meestal wordt de totale hoeveelheid aangebracht voor of tijdens het planten omdat tot 90% van K gebruikt wordt gebruikt tot aan het bloeistadium (37). 

Referenties

  1. https://www.ag.ndsu.edu/extensionentomology/recent-publications-main/publications/A-1331-sunflower-production-field-guide
  2. https://www.extension.iastate.edu/alternativeag/cropproduction/sunflower.html
  3. https://www.gov.mb.ca/agriculture/crops/crop-management/print,sunflowers.html
  4. https://www.hort.purdue.edu/newcrop/afcm/sunflower.html
  5. https://extension.umn.edu/crop-specific-needs/sunflower-fertilizer-guidelines#how-n-guidelines-are-calculated-785460
  6. https://extension.umn.edu/crop-specific-needs/sunflower-fertilizer-guidelines#nitrogen-fertilizer-recommendations-785462
  7. https://www.cdfa.ca.gov/is/ffldrs/frep/FertilizationGuidelines/Sunflower.html
  8. https://www.hort.purdue.edu/newcrop/afcm/sunflower.html
  9. https://extension.umn.edu/crop-specific-needs/sunflower-fertilizer-guidelines#phosphate-recommendations-785910

De geschiedenis van zonnebloem

Wat te overwegen met selecteren van een zonnebloemvariëteit

Irrigatie van zonnebloem

Zonebloem bemest vereisten

Onkruidmanagement in zonnebloemteelt

Zonnebloem plagen en ziekten

Opbrengst, oogst, opslag van zonnebloem

Zonnebloem voorbereiding, grond vereisten en zaailing vereisten

ONZE PARTNERS

We bundelen onze krachten met NGO, universiteiten en andere organisaties wereldwijd om onze gemeenschappelijke missie op het gebied van duurzaamheid en menselijk welzijn te vervullen.