Tarwe bemestingsplannen en algemene methodes

Allereerst moet je de grondcondities van het veld overwegen door halfjaarlijkse of jaarlijkse grondtests voor het aanbrengen van bemestingsmethoden. Er zijn geen twee identieke velden in de wereld, en du, kan niemand advies geven over bemestingsmethoden zonder rekening te houden met de grond’s testdata, weefselanalyse en opties die veel telers wereldwijd gebruiken.
Moderne variëteiten met hoge opbrengst hebben een hogere N gebruik/benuttings efficiëntie, wat betekend dat ze de beschikbare N beter absorberen en benutten. Daarentegen moeten telers onthouden dat de graanopbrengst en het eiwitgehalte van de korrel een negatieve correlatie hebben. Als gevolg zouden telers hun N bemestings timing en hoeveelheid op de beste manier bijstellen om een goede balans tussen de twee te houden.
De bemesting doelt om tarweplanten de juiste soort en hoeveelheid voedingsstoffen te geven die nodig zijn om te groeien en duurzaam hoge oogst te produceren. Om het bemestingsschema te maken, moet de teler in discussie met een agronomist en het volgende in acht nemen:

  • Gecultiveerde variëteit
  • Verwachte oogst
  • Grond karakteristieken
  • Grond voedingsstof
  • Zaaidag
  • Hoeveelheid irrigatie en regenval

Over het algemeen, voor de beste groei en opbrengst, hebben tarweplanten de volgende voedinsstoffen nodig: stikstof (N), kalium (K), fosfor (P) (fosfaat=PO43-), zwavel (S), magnesium (Mg), ijzer (Fe), mangaan (Mn), zink (Zn), boor (B), koper (Cu), calcium (Ca).

Voedingsstof vereisten in verschillende tarwe groeistadia

GroeistadiumVoedingsstof
Opkomst-vestigingN – PO₄³⁻
ScheutenN – Mg 
Stengel ontwikkelingN – PO₄³⁻ – K – S – Mg – Zn
Vlagblad– anthese -graanvullenN – PO₄³⁻ – Mg – B

 

N – stikstof

Zoals het met veel gewassen gebeurd, zijn stikstof en water de hoofdfactoren die invloed hebben op de uiteindelijke opbrengst van tarwe. Daarentegen moet de teler rekening houden dat voor de hoogste opbrengst en beste graankwaliteit, een gepast bemestingsprogramma met vruchtbare grond de tarwe’s eisen in alle verschillende voedingsstoffen die nodig zijn zou moeten vervullen. Gebaseerd op FAO, is 25kg (55,12 lb) aan N meestal nodig om 1 ton aan tarwekorrels te produceren per hectare (1). 
De N hoeveelheid die nodig is toe te voegen kan berekend worden met een grond nitraat test vergelijking (2). 

Nrec=(2,5) (EY) -STN (0-24 inc) – Npc
Waar: EY= verwachte oogst (bushels per acre)
STN= nitraat-stikstof gemeten op een diepte van 24 inches (=60cm)(lb per acre)
Npc= hoeveelheid N aangevoerd door het vorige (peul) gewas (lb per acre)
De Npc hangt af van het vorige gecultiveerde gewas in het veld en de dichtheid van de planten. Dit aantal kan variëren tussen 20 tot 30-40 lb aan N per acre (= 22,4 tot 33,6-44,8 kg per hectare).
Om de bovenstaande om te rekenen, zijn:
1 lbs= 0,4536 kg
1 inch= 2,54 cm
1 acre = 0,4046 hectare
1 tarwe bushel = 60 lbs =27,216kg

Het berekenen van de benodigde N helpt om een gespecializeerder bemestingsprogramma te vormen voor elk veldgewas. Daarentegen bemesten telers meestal naar ervaring en het volgen van gepubliceerde aanbevelingen. Meestal, in elk land of regio waar tarwe een groot belangsgewas is, publiceren de regeringen of instellingen aangeraden hoeveelheden N nodig. Over het algemeen, afhankelijk van grond vruchtbaarheid (organische stof gehalte in de grond), de totale N hoeveelheid benodigd om aan te brengen met bemesting variërt tussen de 20 tot 120 kg per hectare (17,8 tot 107 lb per acre).
De totale hoeveelheid aan stikstofbemesting in zomertarwe ligt meestal rond 10-20% hoger dan in wintertarwe aangezien het gewenste eiwitgehalte rond de 1-1,5% hoger ligt (3). Daarentegen, voor durumtarwe, volgen telers het advies voor wintertarwe.
De aangeraden of berekende hoeveelheid totale stikstofbemester toegevoegd aan het gewas kan in 2-3 aanbrengingen worden opgesplitst. Waar aanbrenging in 1 keer best normaal is in beregende tarwevelden, hebben ervaring en wetenschappelijk bewijs uitgewezen dat de efficiëntie en hogere opbrengst behaald wordt door het splitsen van N hoeveelheid in 2-3 doses over het groeiseizoen (4).
De 1e aanbrenging kan vlak voor of tijdens het zaaien, met 35-50% van de totale N. Als tarwe een sojagewas opvolgt of een goed bemest maisgewas, is de extra benodige stikstof gelimiteerd. Als dit vorige niet het geval is, zou het aanbrengen van 4-7 kg aan N per hectare (3,6-6,2 lb per acre) genoeg kunnen zijn. In zanderige grond of met laat zaaien, kan de aanvankelijke stikstofbemesting verhoogd worden.
Als de teler ammoniumthiosulfaat wil gebruiken (12-0-0-26) voor de eerste aanbrenging, is het essentieel om contact tussen de bemester en de zaden te vermijden. Vergelijkbaar is er een hoge kans dat de zaden beschadigen door ze in contact te brengen met grote hoeveelheden ureum (46-0-0), vooral in droge gronden. Om dit te vermijden, als de aanbrenging van ureum en zaaien tegelijkertijd moet gebeuren, kan je de heoveelheid ureum onder de 1,8 kg per hectare (1,6 lb per acre) houden of het veld van tevoren bewateren. In een niet nat genoeg veld kan de heoveelheid ureum in contact met de zaden omhoog tot 13,7kg per hectare (12,2 lb per acre) zonder kiemproblemen (2). Telers kunnen 2-3 ton dierlijke mest per hectare  aanbrengen (of compost of andere organische stof) 5-6 weken voor zaaien als een alternatief voor chemische-synthetische bemesters. Ondiep ploegen en/of regenval of irrigatie kan hulpvol zijn op het moment van aanbrengen.
De 2e-3e N aanbrenging kan tijdens de wortelkroon initiëring, scheuten of stengelgroeifase. Het wordt geprefereerd om bemesters samen met de irrigatie aan te brengen. Eeb aanbrenging tijdens deze periode kan de vegetatieve groei van de planten versnellen maar kan ze ook vatbaarder maken voor omvallen. Voor graanopbrengst en eiwitten, wordt vaak aangeraden om de N een beetje later aan te brengen, tijdens het hoofd ontwikkelingsstadium. Gebaseerd op experimentele resultaten, is het aanbrengen van vloeibare ureum en ammoniumnitraat oplossing (28 of 32%) 2 tot 5 dagen na anthese is uitgewezen om korreleiwit te verhogen. Als alternatief heeft een bladbemesting van N rond het anthesestadium laten zien dat dit het korreleiwit kan verhogen. Specifieker, onderzoek heeft laten zien dat een aanbrenging van 5-6 kg per hectare (4,5-5,3 lb per acre) het eiwitgehalte met 0,1 tot 1% kan laten toenemen (2).
Stikstof in tarweteelt is belangrijk voor nog een reden: stikstofbemesting verminderd de impact van natriumchloride op tarweoogst. Volgend een onderzoek worden (6) aarlengte, aantal aartjes, aantal korrels per aar, korrelgewicht per aar en 1000 korrel gewicht beïnvloed door interacties tussen variëteit en N en door interacties tussen zoutgehalte en N. Bij 7,6 dS/m zoutgehalte, heeft het aanbrengen van 210 kg N per hectare een gevolg in een oogstverhoging van 54,7%.

Fosfor (P) – Kalium (K)
P en K zijn de twee meest belangrijke voedingsstoffen na N voor tarwecultivatie. Gebruikelijk wordt de voledige P en K bemester aangebracht tijdens het zaaien van het gewas. Meestal zijn de meeste gecontroleerd vrijgevende bemesters om voedingslekken te verminderen en betere resultaten te halen. Een veelgebruikte samenstelling van een synthetische bemester voor de drie hoofdvoedingsstoffen (NPK) die wordt gebruikt voor de eerste bemesting tijdens zaaien is 20-10-0, 24-40-0, 30-15-0, 30-15-5, etc.

Fosfor wordt meestal aangebracht als fosfaat (PO₄³⁻) en een typische hoeveelheid nodig voor maximale oogst is tussen de 20-40 kg aan P per hectare (17,8-35,6 lbs per acre). P aanbrenging met hoeveelheden dichter bij de hoogste aanbevolen limieten is misschien nodig in zure gronden (Rutter et al., 2017). Aangezien fosfaat geen negatieve effecten op kieming heeft, kan het aangebracht worden met de zaden tijdens zaaien. De opname van P door tarweplanten is optimaal van 18-25 oC. Het element wordt opgenomen door de plant en vervoerd naar de aar tijdens korrelvulling waar de eis hoger is. Voldoende hoeveelheden P in de plant, gecombineerd met N bemesting, kan de oogstopbrengst helpen te maximaliseren. Daarentegen heeft overmatig fosforgebruik, vooral in de winter, mogelijk invloed op een verminderde vorsttolerantie van tarweplanten en tevens graaneiwitgehalte en zink biobeschikbaarheid (Gusta et al., 1999, Zhang et al., 2017). Aanbrenging van P kan ook belangrijk zijn in geen grondbewerkingssystemen. Volgend een onderzoek (8), als grond P er tekort is in een geen grondbewerkingssysteem, kan het aanbrengen van P bemester op het grondoppervlak het P tekort verminderen zelfs als het niet wordt ingewerkt. P bemesting op het oppervlak aanbrengen zonder inwerking heeft daarentegen wel een verhoogd risico op P verlies door oppervlakte afspoeling.

Kalium is het hardst nodig voor de tarweplant vroeg in de groei en tijdens de stengel en hoofd ontwikkelingsstadia. Geen extra K bemesting is nodig als de grondtest voor K is 161 ppm of hoger. Meestal met tekort, kan de toegevoegde hoeveelheid K2O 2-7kg per hectare bereiken (1,7-6,2 lb per acre) (2). De hoeveelheden kunnen iets hoger zijn voor zandgronden. P speelt een belangrijke rol bij zetmeelformatie, de mobilizatie van koolwaterstoffen, plant vitaalheid en fotosynthese en helpt graanvullen. P kan ook aangebracht worden met bladbemesting. Experimentele data hebben laten zien dat bladbemesting van verdunde oplossingen van kalium orthofosfaat (KH2PO 10 kg/ha of 8,9 lb/ac) mogelijk bladveroudering veroorzaakt door hitte en droogte kunnen vertragen, zorgen dat bladeren langer fotosynthetisch actief blijven. Dit zorgt voor een oogsttoename (Benbella en Paulsen, 1998).

S – zwavel

Zwavel (of sulfur) is een essentiële voedingsstof in tarwegewassen voor twee hoofdredenen. Allereerst beïnvloed het de stikstofgebruiksefficiëntie van planten. Dat betekend dat tekort aan S in de grond als gevolg een verminderd absorptiegebruik van N in de planten. Jaren van irrigatie en gebrek aan S-bemesting hebben gezorgd dat veel gronden (35-80%) “lijden” aan S tekort. Daarentegen hebben de meeste N bemesters tegenwoordig voldoende S. Een typisch voorbeeld is de 40-0-0 (14 SO3). Gebaseerd om algemene richtlijnen voor tarwe, is S gehalte in plantweefsel 0,4%. Daarbij speelt S een essentiële rol in tarwegraankwaliteit, voornamelijk als dit gebruikt wordt voor broodproductie. Dit is omdat S een belangrijk bestanddeel is van eiwitformatie (Hřivna et al., 2015).
S kan zich niet binnen de plant verplaatsen. Om deze reden en door de positieve S-N interactie, zou S toegevoegd moeten worden in kleine hoeveelheden (meer dan een aanbrenging) tijdens verschillende groeifasen, als nodig, en samen met N-bemesters. De hoeveelheid aa S (in SO3 of SO2-y vorm) die tarwe nodig heeft is rond 3-5kg per hectare (2,6-4,4 lb per acre) (2). S vraag kan ook gedekt worden door mangaansulfaat (MnSO4) in 2-3 bladbemestingssessies aan te brengen, vlakbij de eerste irrigatie (2,5 kg MnSO4 in 500 liter water). Ten slotte kunnen tarweplanten met S worden gevoed doos S via Zinksulfaat (ZnSO4), die meestal aangebracht worden met 25 kg per hectare (22,3 lb per acre)(5). Natuurlijk zou de teler grond-plant tissue analyse moeten doen en de S hoeveelheden bijstellen.
Daarentegen zijn dit slechts algemene richtlijnen die niet gevolgd moeten worden zonder het doen van je eigen onderzoek. Er bestaan geen twee identieke velden in de wereld, en dus kan niemand je adviseren om bemestingsmethoden zonder de grond’s testdata, tissue analyse en veldgeschiedenis te overwegen.

Referenties

  1. https://www.fao.org/3/Y4011E/y4011e06.htm
  2. https://extension.umn.edu/crop-specific-needs/wheat-fertilizer-recommendations#nitrogen-recommendations-1084760
  3. https://www.montana.edu/news/11207/spring-nitrogen-fertilizing-for-optimal-wheat-production
  4. http://www.uky.edu/Ag/Wheat/nitrogen.html
  5. https://iiwbr.icar.gov.in/wp-content/uploads/2018/02/EB-52-Wheat-Cultivation-in-India-Pocket-Guide.pdf
  6. https://www.academia.edu/39091586/Nitrogen_Fertilizer_Reduces_the_Impact_of_Sodium_Chloride_on_Wheat_Yield
  7. https://www.academia.edu/26485265/Response_of_wheat_to_foliar_application_of_urea_fertilizer
  8. https://www.academia.edu/62982352/Fertilizer_Phosphorus_Management_Options_for_No_Till_Dryland_Winter_Wheat

Benbella, M. & Paulsen, G.M. 1998. Efficacy of treatment for delaying senescence of wheat leaves. II. Senescence and grain yield under field conditions. Agron. J., 90: 332-338.

Gusta, L. V., O’connor, B. J., & Lafond, G. L. (1999). Phosphorus and nitrogen effects on the freezing tolerance of Norstar winter wheat. Canadian journal of plant science79(2), 191-195.

Hřivna, L., Kotková, B., & Burešová, I. (2015). Effect of sulphur fertilization on yield and quality of wheat grain. Cereal Research Communications43(2), 344-352.

Rutter, E. B., Arnall, D. B., & Watkins, P. (2017). Evaluation of Phosphorus Fertilizer Recommendations in No-Till Winter Wheat.

Zhang, W., Liu, D., Liu, Y., Chen, X., & Zou, C. (2017). Overuse of phosphorus fertilizer reduces the grain and flour protein contents and zinc bioavailability of winter wheat (Triticum aestivum L.). Journal of Agricultural and Food Chemistry65(8), 1473-1482.

Tarwe plantinformatie, geschiedenis en voedingswaarde

Principes voor het selecteren van de beste tarwevariëteit

Tarwe grond voorbereiding, grond vereisten en zaaivereisen

Tarweirrigatie vereisten en methoden

Tarwe bemestings vereisten

Tarwe plagen en ziekten

Oogst-opbrengst van tarwe

Onkruidmanagement in tarweteelt

ONZE PARTNERS

We bundelen onze krachten met NGO, universiteiten en andere organisaties wereldwijd om onze gemeenschappelijke missie op het gebied van duurzaamheid en menselijk welzijn te vervullen.