Hoe de beste tarwevariëteit te selecteren – Gids voor tarwevariëteitsselectie

Het selecteren van de meest geschikte variëteit voor je specifieke veld is een van de belangrijkste factoren die invloed heeft op het tarwe cultivatiesucces.
Voor de afgelopen 9.000 jaar, hebben telers en wetenschappers geprobeerd om nieuwe verbeterde variëteiten te maken, observeren en testen om aan te passen aan de huidige vraag, cultivatietechnieken en marktvraag. Tot de 15e eeuw waren de meeste variëteiten landrassen. Een landras is een populatie verschillende tarwe genotypen gecultiveerd over een lange tijd (bvb eeuwen) in een regio en die sterk aangepast is aan de specifieke omgeving. Door de jaren selecteerden mensen de best presterende individuen  (=genotype) en gebruikte deze als variëteiten of kruisingen om een verbeterde nazaad en hybriden te krijgen. Enkele essentiële eigenschappen voor tarwedomesticatie waren (Peng et al., 2011):

  • Zaaidag (winter-zomer? 80% van de wereld’s tarwe is wintertarwe
  • Korrel hardheid (hard, zacht, durum)? Dit verwijst naar de resistentie van graan tegen malen (tot bloem vermalen) en reflecteerd de hoeveelheid en samenstelling van de tarwekorreleiwitten (Khan, 2016). De verschillende soorten tarwe, gebaseerd op korrelhardheid en eiwithoeveelheid, is geschikt voor het maken van specifieke voedselproducten (Peña, 2002).
  • Korrel kwaliteit (4 groepen)?  Het is vastgesteld per variëteit, maar het milieu beïnvloed het ook
  • Vier klassen (bloem, brood, zelfrijzend, cake, griesmeel en semolina bloem)

Aangezien de teler niet alle bestaande variëteiten kan testen om te besluiten welke het beste is, kan hij/zij de beslissing baseren om andere beschikbare gegevens met persoonlijke ervating en advies van een lokaal geregistreerde agronoom.

Factoren en karakteristieken om te overwegen als je de meest geschikte variëteit moet kiezen

Enkele van de belangrijkste karaktereigenschappen die een teler moet overwegen bij het selecteren van een tarwevariëteit zijn:

? Potentiële oogst

? Aanpasbaarheid van de variëteit om aan te passen aan het lokale gebied: Het is nodig om een variëteit te selecteren die het oogstpotentieel kan halen met de lokale milieu-grond condities van het gebied waar de teler wilt cultiveren. Een veelopbrengende tarwevariëteit aangepast aan specifieke omstandigheden is niet perse een goede keuze in elk deel van de wereld. Om te garanderen dat de variëteit stabiel goede prestaties levert onder  omstandigheden, moet de teler oogstdata hebben van meerdere seizoenstesten in de regio van interesse. Er zijn variëteiten met brede aanpasbaarheid. In dit geval is de kans groter dat de variëteit een oogst geeft dichter bij haar potentie in veel verschillende gebieden.

? Het productiesysteem en de beschikbare toegepaste managementtechnieken: Dit kan verwijzen naar het gebruik van irrigatie of het gebrek eraan, of de cultivatie van het gewas conventioneel of met minder (of geen) input en het doel van het gewas (voor grazen, voeder, voedselproductie). Het productiesysteem, de beschikbare inputs en het gewas’ oogstpotentieel zijn verwant. Als voorbeeld heeft een veel opbrengend gewas mogelijk meer bemesters nodig om de potentiële oogst te halen.

? De zaaiperiode en de lengtecyclus van het gewas: Tarwevariëteiten worden geclassificeerd als winter of zomer gebaseerd op de tijdsperiode waarom ze gezaaid en gegroeid worden. De teler moet rekening houden met de levensduur cyclus van de variëteit. Een tarwegewas met een kortere levensduur kan slechte omstandigheden “ontsnappen” zoals vroege hittegolven (wintertarwe) en vorst (zomertarwe). Daarentegen, in gebieden waar de omstandigheden langer gunstig zijn kan de teler een variëteit kiezen met een langere levenscyclus en misschien hoger oogstpotentieel.

De tolerantie voor abiotische factoren: De teler zou de belangrijkste limiterende factor in zijn/haar veld en/of gebied moeten detecteren en een variëteit moeten selecteren die ermee om kan gaan terwijl het een goede productie behoudt. Dit is vooral belangrijk als de teler niet de mogendheid heeft om de abiotische stress effectief te controleren. Bijvoorbeeld, een variëteit met hoge droogtetolerantie is de beste keuze in gebieden waar de regenval onvoldoende is en de teler geen irrigatie kan gebruiken. Ten slotte is de stugheid van stengels tegen breken essentieel in gebieden met sterke wind, vooral tijdens de latere ontwikkelingsstadia (dichter bij het graanvullen).

De resistentie tegen ziekten en plagen: Telers moeten weten wat de belangrijkste “vijanden” van het gewas in de regio en een variëteit selecteren die een goede tolerantie heeft of resistent is ertegen. Resistente variëteiten zijn een uitstekende methode voor gewasplagen en ziekten, de hoeveelheid en vraag naar chemische controle verminderend (verminderd gebruik).
Verder, in simmige gevallen, dankzij het verminderen van de beschikbare gecertificeerde stoffen voor plagen-ziektecontrole, is genetische resistentie vaak de teler’s enige effectieve optie.
Daarentegen worden de beste resultaten meestal behaald door geïntegreerde pestcontrolemaatregelen (gebruik makend van voorzorgs-voorkomende maatregelen en resistente variëteiten). Veel commerciële variëteiten dragen een goede resistentie tegen bruine en gele roest, fusarium, meeldauw en oogvlek.

Graankwaliteit: De standaarden verschillen afhankelijk van het eindproduct van graangebruik (menselijke consumptie of niet). Bijvoorbeeld, tarwekorrels bedoeld voor malen en bakken moeten ongeveer 14,4% (12% mb) eiwitgehalte, waar voor de productie van cake en pastijtjes de waarde lager moet liggen, in de 7-11% regio (13,5%mb) (Khan, 2016). Aan de andere kant moet durum tarwe 13,5% of meer hebben voor het maken van pasta met 12,5% eiwitniveaus (7). Tegenwoordig hebben maal en bakbedrijven gedetailleerde lijsten gemaakt met kwaliteitsvereisten. In enkele gevallen publiceren ze een lijst met “voorkeurs tarwe variëteiten” die korrels produceren die voldoen aan de kwaliteitsstandaard (2).
Zoals hierboven genoemd kunnen sommige parameters en karakteristieken invloed hebben op de uitting van andere. Als gevolg zouden telers een hollistische benadering moeten volgen en met alles rekening houden voordat ze een variëteit kiezen. Bijvoorbeeld, voor eerder zaaien (wintertarwe), zou het het beste zijn om een vorstresistente variëteit met hoge resistentie tegen schimmelziekten met sterkte stammen (stengels) en trage ontwikkeling. Om telers te helpen een geïnformeerde beslissing te nemen, zijn enkele hulpmiddelen (3) en variëteitenlijsten gepubliceerd door  authoriteiten (456).

Tip: vermijd monocultuur met slechts een variëteit
Gebruik maken van slechts een variëteit (=genotype) in een groot gebied is meestal de bron van vele problemen. Om de risico’s van oogstverliezen door biotische en abiotische stressen te verminderen kan de teler het gevaar spreiden door een tarwevariëteit te cultiveren samen met een andere die enkele andere interessante karakteristieken heeft (ziekteresistentie, droogteresistentie, rijpingstijd etc.). Dit wordt “aanvullende variëteit” genoemd. Bijvoorbeeld, stel je voor dat er een risico is op roestinfectie in een specifiek gebied. In dat geval kan een teler een cultivar selecteren met hoge opbrengst (vatbaarder voor de schimmel) en een sterk resistente cultivar (die minder oogstpotentie heeft). De afwisseling van de gecultiveerde variëteit kan ook van jaar op jaar worden uitgevoerd.

Referenties

  1. https://sustainablefoodtrust.org/articles/a-brief-history-of-wheat/
  2. https://kswheat.com/sites/default/files/mf3587.pdf
  3. Variety selection tool for cereals and oilseeds | AHDB
  4. https://wheatquality.com.au/master-list/#/
  5. https://iiwbr.icar.gov.in/varieties-of-wheat/
  6. https://ahdb.org.uk/knowledge-library/recommended-lists-variety-comments-for-cereals-and-oilseed-rape#h20
  7. https://extension.umn.edu/small-grains-crop-and-variety-selection/understanding-grain-quality#wheat–1382610

Hedden, P. (2003). The genes of the Green Revolution. TRENDS in Genetics19(1), 5-9.

Khan, K. (2016). Wheat: chemistry and technology. Elsevier.

Peña, R. J. (2002). Bread wheat improvement and production. Food and Agriculture Organization of the United Nations, 483-542.

Peng, J. H., Sun, D., & Nevo, E. (2011). Domestication evolution, genetics and genomics in wheat. Molecular Breeding28(3), 281-301.

Tarwe plantinformatie, geschiedenis en voedingswaarde

Principes voor het selecteren van de beste tarwevariëteit

Tarwe grond voorbereiding, grond vereisten en zaaivereisen

Tarweirrigatie vereisten en methoden

Tarwe bemestings vereisten

Tarwe plagen en ziekten

Oogst-opbrengst van tarwe

Onkruidmanagement in tarweteelt

ONZE PARTNERS

We bundelen onze krachten met NGO, universiteiten en andere organisaties wereldwijd om onze gemeenschappelijke missie op het gebied van duurzaamheid en menselijk welzijn te vervullen.