Welke plagen en ziekten zijn het meest belangrijk in mais?

Mais is een gewas met hoge oogstopbrengst, maar om het potentieel te bereiken moet een boer de gezondheid van de planten beschermen tijdens het hele groeiseizoen. Buiten het onkruid dat toeslaat vroeg in de plant’s leven, zijn er verscheidene plagen en ziekteverwekkers die de groei en productie van mais in gevaar brengen tijdens de levenscyclus.
De teler moet er bewust van zijn en preventieke acties ondernemen of onderdrukkende acties om schade te voorkomen of beperken. Het is sterk aan te raden voor een teler om

  • Het veld vaak te bezoeken, de planten zorgvuldig observeren en samples meten om de “vijand” vast te stellen en verspreiding vast te leggen.
  • Bewust zijn van de gunstige factoren voor het verspreiden van maisplagen en de economische drempel voor het gewas om te besluiten of, wanneer en hoe je actie moet nemen.
  • Actie nemen voordat de ziekte of plaag het hele veld geïnfecteerd heeft om het aantal chemicaliën dat nodig is te verminderen en de doeltreffendheid van de gewasbescherming te verhogen.

De meest voorkomende en belangrijke plagen bij mais 

Sommige plagen hebben een voorkeur of komen meer voor tijdens een specifieke groeifase van de maisplanten, terwijl andere de gezondheid van mais bedrijgen gedurende het gehele groeiseizoen.

Helicoverpa zea
De Helicoverpa zea (mais oorworm) is een belangrijk en veelvoorkomende insectenvijand van mais en kan zorgen voor zware schade bij zoete mais. De larven kunnen schade veroorzaken (door vraat) aan bladeren, kwast en voornamelijk de draadstijlen en kolven, waar de insecten zich het liefst voeden. Zulke schade kan de pollinatie verminderen en de korrelzetting, waar de schade aan de kolf kan bijdragen aan een latere infectie van mycotoxines. Het insect overwinterd in de grond als poppen. Andere gastheren zijn katoen, tomaat en enkele peulvruchten.

De veiligheids maatregelen zouden plaats moeten vinden tijdens het uitkomen van de eitjes en bij de jonge rupsen (tot 5 cm), maar de uitgekomen larven monitoren zou door moeten gaan tot later in het seizoen. Buiten chemische pesticiden kan de boer gebruik maken van feromoonvallen, Bacillus thuringiensis, Entrusts SC of nucleopolyhedrovirus (NPV) en natuurlijk de insect’s natuurlijke vijanden (1).

Maisstengelboorder

De maisstengelboorder (Busseola fusca, Chilo partellus, Chilo orichalcociliellus, Sesemia calamistis) is nog steeds een van de meest belangrijke plagen die mais infecteerd. Het zorgt voor significante schade (tot 50-75% oogstverlies) in plantages met mais in ontwikkelingslanden (beïnvloed 30 miljoen hectaren (2)) maar ook in Europa. Gierst, sorghum en suikerriet zijn andere gastheren voor dit insect. De rups (larven) zijn geelbruin met bruine hoofdjes en voeren zich aan jonge planten, zorgend voor “dode harten” en de bladeren beschadigend. Als de larve volgroeid raakt, gaat het de stengels in. De voederschade zorgt voor een zwakke holle stengel en onderontwikkelde planten (dankzij de verstoring van voedingsstoffen en waterstroom binnen de plant) (3).
De teler zou de planten moeten monitoren 3 weken na het planten (2 maal per week) tot aan de bloeifase. De controle metingen zouden plaats moeten nemen voor de larven de stengels ingaan. Voor directe controle, kunnen boeren chemische oplossingen gebruiken (4) en biologische controle, zoals natuurlijke vijanden, parasieten, B. thurigiensis en biopesticiden (3). Er zijn veel resistente variëteiten beschikbaar: TELA hybriden (5), KDH4SBR, KDH5, KEMBU 214, EMB 0702, KATEH 2007-3, MTPEH 0703 (6).

Uilvlinders (grote worteluil, blauwvleugeluil)

De uilvlinders (Agrotis ipsilon, Peridroma saucia) zijn belangrijke vijanden voor mais zaailingen. De rupsen overwinteren in de grond en beginnen actief te worden in de lente. De larven voeden zich aan de stengels en bladeren en kunnen de jonge planten omhakken vanaf de basis. Andere gastplanten van uilvlinders zijn erwt, alfalfa en vele andere groenten (zoals aardappel, tomaat, cruciferen, sla etc.).

Er zijn correct behandelde zaden in de markt voor het onder controle houden van zaden. De verspreiding van lokaas op de grond is een andere effectieve controlemanier. Aangezien het insect kan migreren van het maisgewas van nagelegen gebieden met velden en onkruid of van resten van vorige (gastheer) gewasresten die nog op het veld zijn, zou de teler actie moeten nemen om de risico’s te minimaliseren. Uilvlinders hebben veel natuurlijke vijanden (roofdieren, parasitoïden en ziekten) die de teler als bondgenoten zokm em de reductie van de insectenpopulatie kunnen faciliteren. Om deze reden wordt het geadviseerd om niet te sproeien met ernstige chemische stoffen die de natuurlijke bestrijders kunnen beschadigen.

Mais bladluis en mais trips

Beide insecten verlagen de productiviteit van maisplanten en zorgen voor opmerkelijke schade, voornamelijk bij watergestresde planten en onder goede milieuomstandigheden. Bij ernstige infecties worden de planten chlorotisch (gele vlekken in de bladeren). De populatie is meestal groter aan het einde van de lengte en het begin van de zomer. Meestal worden beide vijanden niet actief bestreden omdat sproeien niet kosteneffectief is. Daarentegen hebben bladluizen vele natuurlijke vijanden die ze “onder controle houden” (bvb lieveheersbeestjes larven, wespparasitoïden, etc.) (1). In gebieden waar luizen een veelvoorkomend probleem zijn, kunnen telers kiezen voor een resistente mais hybride (variëteiten die resistentie hebben in Ostrinia kunnen werken). De populatie zouden onder controle moeten blijven, vooral in gebieden waar het virus dat zorgt voor Mais Lethaal Necrotische Ziekte gerapporteerd is (meer informatie hieronder).

Meikevers, oorwurmen en migrerende sprinkhanen

Elk van deze kan significante problemen en verliezen van mais veroorzaken (tijdens de plant’s groeifasen), met grotere problemen gerapporteerd in Afrika en China. In contrast met andere graangewassen, is er een beperkt aantal gecertificeerde insecticiden op de markt voor mais. 

De meest voorkomende en belangrijke ziekten in mais

Monocultuur, gereduceerde of geen grondbewerking, overmatig gebruik van chemische beschermingsmiddelen en klimaatverandering hebben bijgedragen aan de toename van infectiegraad van verscheidene maisziekten, die het gewas’ uiteindelijke oogst in gevaar brengen. Telers zouden regelmatig hun velden moeten bezoeken en de belangrijkste maisziekten al in een vroeg stadium kunnen herkennen om actie te kunnen nemen. Meestal heeft een geïntegreerde aanpak van de beste management gebruiken de beste resultaten. Hierbij horen bladbesproeien, zaadbehandeling, gewasresidu management, gewasrotatie en gebalanceerde voedingsstoffen en watervoorziening voor de planten. De ziekten kunnen veroorzaakt worden door fytopathogene schimmels, bacteriën of virussen.

De meest belangrijke mais schimmelziekten

Grijze bladvlek 

Grijze bladvlek (pathogeen: Cercospora zeae-maydis) wordt beschouwd als een grote dreiging voor maisgewassen in het grootste deel van de wereld, zorgend tot wel 100% opbrengstverlies. De schimmel overleeft op gewasresiduen, wat is waarom het probleem ernstiger wordt wanneer de teler elk jaar mais teelt op hetzelfde veld jaar op jaar met geen grondbewerkingstechnieken. De infectie begint vanaf de onderste bladeren als zweertjes, en verspreiden zich geleidelijk omhoog. In de eerste stages zijn de zweertjes klein en worden ze verpakt in een gele ring die uitzet, zo voor grotere grijze vlekken zorgend, ovaal (tot 5cm lang, 0,3cm breed) parallel aan de bladnerven. Warm, vochtig, bewolkt weer met veel regen draagt bij aan de verspreiding van de infectie. Met verloop van tijd drogen de geïnfecteerde vladeren en sterven ze (worden necrotisch(.
Om oogstverlies te voorkomen, kan een teler een hybride cultiveren die resistent is tegen grijze bladvlek. Dit wordt sterk aangeraden in gebieden met een bekend verleden van infectie met deze schimmel. In combinatie met gewasrotatie, kan deze maatregel erg nuttig zijn in het ziektemanagement als een teler gebruik wilt maken van geen grondbewerking. Alternatief, zijn er enkele passende fungiciden beschikbaar op de markt. Alsnog zou het sproeien zo vroeg mogelijk moeten plaatsvinden, helemaal als er voordelige omstandigheden zijn voor de groei van het pathogeen worden verwacht en de gecultiveerde hybride vatbaar is.

Noordelijke en zuidelijke maisbladziekte

De Exserohilum turcicum (Helminthosporium turcicum) is verantwoordelijk voor de noordelijke maisbladziekte, en de Bipolaris maydis (Helminthosporium maydis) voor de zuidelijke maisbladziekte. Het zijn verschillende ziekten veroorzaakt door verschillende schimmels met gemeenschappelijke symptomen van verlenge grijsgroene tot getinte vlekken die verschijnen op de bladeren en significant oogstverlies dat deze pathogenen veroorzaken in maisvelden tegenwoordig. In het geval van noordelijke maisbladziekte, spreid de vlek langzaam uit over het hele blad en is niet beperkt tot de bladnerven. Vochtig, regenachtig, winderig en warm weer is gunstig voor de groei en verspreiding van de ziekte in het maisveld.

De symptomen van de ziekte kunnen vergelijkbaar zijn als grijze bladvlek, voornamelijk in vroege stages van de infectie. Er is misschien een noodzaak voor meer gespecialiseerde diagnose om het verantwoordelijke pathogeen te herkennen. Buiten fungiciden zijn zeer effectieve methoden voor ziektecontrole residumanagement (ploegen, verbrangen), gewasrotatie met niet gastheer soorten en het gebruik van resistente hybriden.

Gewone roest (Puccinia sorghi) en valse meeldauw, zijn twee van de meest verspreide ziekten wereldwijd in maisvelden en kunnen zorgen voor hoog oogstverlies (voornamelijk in Azië en Afrika) als ze niet tijdig effectief gecontrolleerd worden. Ze verspreiden redelijk makkelijk binnen het gewas maar kunnen makkelijk verspreid worden naar naburige maisvelden, een epidemisch niveau bereikend.

Valse meeldauw

De ziekte kan overleven in gewasresiduen maar ook in verschillende gewassoorten en onkruid dat groeit in/om het maisveld. Het verspreid zowel via lucht als via zaad. De gewas zaailingen kunnen vroeg in het seizoen geïnfecteerd worden, en het probleem is ernstiger in warm vochtig weer.
Afhankelijk van de regio, de maisvariëteit en het pathogeen wat de ziekte veroorzaakt. De teler kan symptomen observeren zoals verminderde groei, chlorose in de bladeren die meestal bedekt zijn met wit poeder (schimmelgroei) aan beide kanten, misvormde pluimen en als gevolg verminderde of geen korrelproductie (7).

De meest belangrijke en effectieve maatregel is het selecteren van een resistente mais hybride. Daarbuiten kan de teler gewasrotatie, het gebruik van systemische fungiciden, sproeien, het zaad behandelen en het eerder zaaien (4,8).

Roest

De ziekte heeft een van de meest karakteristieke symptomen, die zichtbaar zijn met het blote oog. De symptomen zijn meer aanwezig in het bovenste deel van het bladerdak, welke makkelijker geïnfecteert worden door windverspreide schimmelsporen. Bij ernstige infecties worden de bladeren (en andere plantonderdelen) bedekt aan beide kanten met oranjebruine puntjes met een poederig oppervlak.
In velden waar popcorn of zoete maisvariëteiten worden geteeld, wordt het aangeraden om 2-3 keer de bladeren te besproeien met een gepaste fungicide (9) dankzij de hoge vatbaarheid van deze planten aan roest. Het aanbrengen zou best vroeg verricht moeten worden om effectiever te zijn. Er zijn ook resistente en semiresistente (tolerante) variëteiten beschikbaar op de markt.

Maiskopbrand

De ziekte wordt veroorzaakt door de Sphacelotheca or Sporisorium reiliana schimmel en wordt beschouwd als een ziekte met hoog economisch belang bij maistelers. Deze “stille vijand” infecteerd de jonge mais zaailingen tijdens de opkomst uit de grond, verspreid, en groeit systematisch binnen de plant zonder enige symptomen te tonen in de vroegere stages. De symptomen verschijnen tijdens de bloeifase van mais (pluim en zijde fase). De reproductieve onderdelen van de maisplanten die geïnfecteerd zijn hebben misvormde pluimen met tumorachtige gallen, schimmelballen of bladachtig uiterlijk (9).

De meest effectieve manier om oogstverlies van dit pathogeen te vermeiden is door voorzorgsmaatregelen te nemen. De meest effectieve is door een resistente variëteit tegen maiskopbrand (bvb Hybride B840) te gebruiken. De schimmel kan vele jaren in de grond overleven, dus de zaden behandelen met fungiciden is misschien nodig in sommige gevallen met bekende infectiegeschiedenis van het veld. Eerder planten en gebalanceerd bemesten (fosfor heeft een positief effect waar stikstof het probleem met de ziekte laat toenemen) zijn ook belangrijk.

Wortelrot (Pythium en Rhizoctonia)

Beide schimmels infecteren het wortelsysteem van maisplanten in elke ontwikkelingsfase, leidend tot rot. De geïnfecteerde planten hebben mogelijk verminderde groei (dwergplanten), verminderde robuustheid, chlorose, met verkleurde wortels, omvallend of stervend. De ziekteverwekkers hebben voorkeur voor hoge waterconcentratie in de grond (slecht gedraineerde velden) en over het algemeen lagere temperaturen.

De gewasrotatie met peulsoorten resistent tegen de ziekte en het gebruik van resistente variëteiten kan zorgen voor goede resultaten. In velden met een bekend probleem, kan de teler zaden die behandeld zijn met de juiste fungiciden en/of gereinigd gebruiken en maatregelen nemen om de afwatering van het veld te verbeteren.

De meest belangrijke virus ziekten in mais

Mais Lethaal Necrose ziekte (MLND) of Mais Lethale Necrose (CLN)

Zoals de naam suggesteerd, is de ziekte een van de meest catastrofale opkomende ziekten die een maisteler kan tegenkomen. Het is een synergetische virale ziekte veroorzaakt door 2 virussen: de mais chlorotische vlekken virus (MCMV) en een van de virussen uit de Potyviridae familie (11). Het kan in alle groeifases van de plant gebeuren en kan zorgen voor verminderde platengroei, blad chlorose (vanaf het begin van het blad) zorgend voor een “dood hart” in jongere planten, misvormde, kleine of geen oor vorming, slechte mannelijke bloeiwijzen of zelfs plantsterfte. De virussen kunnen verspreid worden door zaden van besmette planten en door vectoren zoals trips, bladluis en wortelwormen.

De virus ziekten hebben geen behandeling. Als gevolg moet de teler voorzorgsmaatregelen nemen om infectie te vermijden. Allereerst moet hij/zij zorgen alleen gecertificeerde zaden te gebruiken, voornamelijk als het virus al gerapporteerd is in het gebied of als de zaden uit zo’n regio komen. Daarbuiten zijn er enkele resistente hybrides beschikbaar. Gewasrotatie met niet gastheer soorten in combinatie met succesvol onder controle houden van onkruid en insectvectoren kan nuttig zijn. Als de teler verdachte symptomen observeerd, is er noodzaak om de geïnfecteerde planten te verwijderen en verbranden.

Gewasrotatie om de verschijning van “vijanden” te reduceren

Monocultuur van mais in een grote regio of jaar op jaar kan voordelig zijn voor maisziekten en plagen. De teler moet actie nemen om risico’s te verminderen, en gewasrotatie is daarin een essentieel middel. Het rotatieschema, bedoelend welke gewassen er na mais in het veld komen en hoe veel groeiseizoenen dat duurt, moet zorgvuldig ontworpen worden. Het doel is andere gewassen te kiezen die niet gastheren zijn voor mais plagen en ziekten. Om deze reden moeten we vermijden na mais sommige specifieke graangewassen te planten (zoals sorghum), voornamelijk als het veld een voorgeschiedenis heeft met Mais Lethaal Necrotische ziekte. Daarentegen zijn tarwe, gerst en haver veelgebruikt en succesvol in mais gewasrotatie. Bonen (soja), kekererwten en erwten (planten van de Leguminosae familie) zijn prefereerbaar. In gewasrotatieschema’s die vele jaren duren, kan een boer ook aardappels of uien gebruiken. Voor het selecteren van het beste schema voor jouw rotatie, kan je om advies vragen bij een lokaal gecertificeerde agronoom.

Referenties

  1. https://www.daf.qld.gov.au/business-priorities/agriculture/plants/crops-pastures/broadacre-field-crops/insect-pest-management-specific-crops/insect-pest-management-maize
  2. https://www.cambridge.org/core/journals/international-journal-of-tropical-insect-science/article/abs/div-classtitlenatural-enemies-of-cereal-stemborers-in-east-africa-a-reviewdiv/5BB99F08B04EA3D3C6740E911CFC11CE
  3. https://agritech.tnau.ac.in/crop_protection/crop_prot_crop_insectpest%20_cereals_maize.html
  4. https://www.jica.go.jp/nepal/english/office/others/c8h0vm0000bjww96-att/tm_1.pdf
  5. https://www.cimmyt.org/news/new-maize-hybrid-shows-resistance-to-stem-borers-in-south-africa/
  6. https://www.plantwise.org/KnowledgeBank/pmdg/20137804329#
  7. https://repository.cimmyt.org/bitstream/handle/10883/3707/13180.pdf?sequence=1&isAllowed=y
  8. https://iimr.icar.gov.in/idm-for-important-diseases-of-maize/
  9. https://www.nepjol.info/index.php/JMRD/article/view/14242
  10. https://pubmed.ncbi.nlm.nih.gov/30059641/

Snelle feitjes over mais

Mais voedingswaarde en gezondheidsvoordelen

Mais plant informatie en productie

Hoe mais te verbouwen voor winst – Mais verbouw gids

Principes voor het selecteren van de beste mais variëteit

Mais grond voorbereiding, grond vereisten en zaaibenodigdheden

Mais plagen en ziekten

Mais water benodigdheden en irrigatiesystemen

Mais bemestingsvereisten

Hoe je succesvol onkruid onder controle houdt tijdens mais verbouwen voor hogere opbrengst

Opbrengst, oogst en naaoogst behandelen van mais

ONZE PARTNERS

We bundelen onze krachten met NGO, universiteiten en andere organisaties wereldwijd om onze gemeenschappelijke missie op het gebied van duurzaamheid en menselijk welzijn te vervullen.